
Legersamenwerking: ‘De vraag is niet of, maar hoe?’
Symposium Nederlands-Duitse legersamenwerking
Achtergrond - 19 november 2020
- Auteur:
Lynn Stroo
De samenwerking van Duitse en Nederlandse militairen in de Duitse 1. Pantserdivisie is ontegenzeglijk bijzonder, maar gaat niet altijd vanzelf. Behalve technische en organisatorische aspecten spelen ook cultuurverschillen een rol. “Daar hadden we niet zoveel verstand van”, zegt Martin Wijnen, luitenant-generaal van de Koninklijke Landmacht. Samen met de Duitse landmacht gaf zijn organisatie de Rijksuniversiteit Groningen de opdracht deze culturele aspecten te onderzoeken.
Op een groot trainingsterrein in Lohheide (Nedersaksen) is het 414 Tankbataljon gelegerd, een Duits-Nederlandse tankeenheid, opgericht in 2015. De ongeveer 350 Duitse en 100 Nederlandse militairen werken in een volledig geïntegreerde eenheid, die onderdeel uitmaakt van het Project Taurus, de integratie tussen de Nederlandse 43 Gemechaniseerde Brigade en de Duitse 1. Pantserdivisie. Die samenwerking heeft een groot voordeel, vertelt luitenant-generaal Martin Wijnen tijdens het online symposium ‘Culturele Interoperabiliteit’. “In het Nederlandse leger zijn de gevechtstanks de afgelopen jaren wegbezuinigd. Door de samenwerking binnen het 414 Tankbataljon beschikken we toch over tanks.”
De Duitse en Nederlandse militairen worden in Lohheide (Nedersaksen) tot een hecht team gesmeed, legt Wijnen na het symposium telefonisch uit. “Technisch en organisatorisch gezien kunnen we alles heel goed op elkaar afstemmen, maar ook het onderlinge vertrouwen moet groot zijn.” De militairen trekken in de kazerne veel met elkaar op en leren elkaar bijvoorbeeld door middel van sportcompetities goed kennen. De voertaal onderling is Duits, ook voor de Nederlanders. Die moeten een taaltoets doen voordat ze in Duitsland aan hun opleiding voor de gevechtseenheid beginnen.
Ondanks de goede samenwerking valt er op het menselijke niveau nog een wereld te winnen, zegt Wijnen. Frederik Wermser, promovendus van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), onderzocht voor de landmacht de ‘culturele interoperabiliteit’: de motivatie en vaardigheid van de militairen uit twee verschillende culturen om effectief samen te werken. “Onder de Nederlandse en Duitse militairen is het niet de vraag of ze moeten samenwerken, maar vooral hoe”, stelt Wermser tijdens het symposium. Het 414 Tankbataljon (in het Duits: Panzerbataillon 414) is een unieke integratie, een format voor toekomstige Europese defensiesamenwerkingen. Dat zorgt volgens hem voor trots en motivatie onder de militairen.
Dezelfde normen en waarden
In veel opzichten lijken de Nederlandse en Duitse eenheden op elkaar, vertelt Wermser, die voor zijn vier jaar durende promotie-onderzoek enquêtes bij de militairen afnam en meeging met trainingen. “Over het algemeen hebben beide landen dezelfde normen en waarden. Bovendien hebben de militairen ook veel overeenkomsten: ze hebben hetzelfde beroep, ze zijn gedisciplineerd, competent, gemotiveerd en hebben een gevoel van kameraadschap.”
Verschillen komen ook in het onderzoek naar voren. Wermser: “Duitsers vinden Nederlanders vaak flexibel, innovatief en creatief. Andersom vinden Nederlanders kenmerken als structuur, planning, procedures, formeel en hiërarchie bij de Duitsers passen. Als je oog hebt voor die verschillen, kan je wrijving voorkomen en leidt het tot een beter resultaat.”
“De Nederlands-Duitse defensiesamenwerking is een voorbeeld van de goede betrekkingen tussen beide landen”, zegt Ton Nijhuis, directeur van het Duitsland Instituut, tijdens het symposium. “Het laat ook zien dat Nederland niet zonder Duitsland kan, we zijn gewoon te klein.” Die noodzaak sterkt volgens Nijhuis de bereidheid te investeren. Anders is dat volgens hem bij de Frans-Duitse militaire coöperatie, die vooral politiek is gemotiveerd. “Daar is de samenwerking minder diep, Frankrijk heeft Duitsland minder hard nodig.”
Wijnen benadrukt dat de Nederlands-Duitse legersamenwerking niet alleen in Nederlands belang is, maar ook voor de Duitsers van nut. Zo kon Duitsland profiteren van de Nederlandse ervaring met internationale missies, zoals bijvoorbeeld begin jaren 2000 in Zuid-Afghanistan. “Daar was het toen echt niet pluis.” In die tijd was de Duitse internationale inzet nog beperkter.
Limburgse Politie en Rotterdamse haven
Nijhuis ziet bij de uitkomsten van het onderzoek van de RUG overeenkomsten met andere Nederlands-Duitse samenwerkingen. De studie kan volgens hem daarom handvatten bieden voor andere organisaties en bedrijven die grensoverschrijdend samenwerken.
Twee van die organisaties kwamen tijdens het symposium aan bod: de Limburgse politie en de Rotterdamse haven. “De relatie goed houden is vooral ook zoeken naar het werk dat ons bindt”, vertelt Gert Rademaker, stafadviseur internationale betrekkingen van de Nationale Politie, eenheid Limburg. In Noordrijn-Westfalen worden bijvoorbeeld veel auto’s gestolen, zegt Rademaker. "Dat is voor de Duitse politie heel veel werk, maar ziet de Nederlandse politie niet als een hoge prioriteit, meer als een verzekeringszaak." De Nederlandse politie past haar beleid dan aan. "Soms moet je wat meer doen om elkaar te helpen."
Bij de Rotterdamse haven, een commercieel bedrijf, is het van groot belang om op dagelijkse basis aan een goede relatie te werken, stelt Sanne Maris, adviseur buitenlandse betrekkingen Duitsland bij het Havenbedrijf Rotterdam. “Na een vergadering in het Engels bel ik altijd nog even met een Duitse klant in het Duits, om het gevoel te toetsen.”
Regels en procedures
In de praktijk gaat de Nederlands-Duitse defensiesamenwerking niet altijd goed, blijkt uit het onderzoek van Wermser. “Regels en procedures sluiten niet altijd goed op elkaar aan. Militairen hebben soms het idee dat ze niet genoeg ruimte hebben om iets in te brengen om daaraan te werken.” In Nederland begint de discussie na het bevel, in Duitsland is het bevel juist het einde van de discussie, geven Wermser en Wijnen als voorbeeld. “Een verschil moet je altijd met humor benoemen”, vindt Wijnen. Het is volgens hem ook een spiegel om naar je eigen gewoontes te kijken.
Het grote gevaar bij intensieve samenwerkingen is dat het op den duur verzandt, stelt Wermser. “Er is vaak enthousiasme in het begin, maar op den duur verschuift de focus en kan de motivatie dalen. Je moet je altijd de vraag stellen: hoe nu verder?”
Voor een goede samenwerking in het 414 Tankbataljon moesten veel hobbels uit de weg worden geruimd, vertelt Wijnen. Zo waren er wettelijke beperkingen voor Nederlanders om wacht te lopen op Duits grondgebied. Die zijn inmiddels aangepast. Wijnen: “Als je dat niet oplost, raken mensen gedemotiveerd omdat de samenwerking niet werkt.”
Missie naar Litouwen
Militairen hebben bovendien altijd een stip op de horizon nodig, zegt Wijnen: “Trainen is één ding, maar een inzet is waar je het voor doet.” In 2021 gaat het 414 Tankbataljon op missie naar Litouwen. “Sinds 2015 is daar een NAVO-missie bezig vanwege de agressie van Rusland.” Het 414 Tankbataljon heeft daar een uitgebreid trainingsprogramma, ook met de Litouwse landmacht. “Naar Rusland straalt de missie uit: don’t you dare."
Door zijn onderzoek is Wermser anders naar het leger gaan kijken, vertelt hij aan de telefoon. “Veel van mijn vooroordelen zijn ontkracht. De werknemers volgen niet zomaar een bevel op, maar zijn heel actief en nemen initiatief.” Ook is de onderzoeker verrast dat de structuur van de landmacht meer op die van andere organisaties lijkt. “Ik had van tevoren niet verwacht dat de uitkomsten van mijn onderzoek ook zo generiek zouden kunnen gelden.”
Lees meer over 'Nederlands-Duitse samenwerking':

Duits-Nederlands Forum: Toekomst van de democratie
Deze week spreken Duitse en Nederlandse experts over de uitdagingen voor de democratie. Door corona via Zoom.

Aangenaam afscheid: Rutte en Merkel in Dresden
Rutte en Merkel openen een Vermeer-tentoonstelling in Dresden. Het is waarschijnlijk hun laatste optreden samen.

Koningspaar stimuleert contacten met Duitsland
De werkbezoeken van het koningspaar aan Duitsland hebben tot veel verschillende samenwerkingen geleid.

Gesprek: Duitsland innovatieland
Peter van Harten (smart industry) en Moritz Schmid-Drechsler (Duitse ambassade) over innovatie-samenwerking
Reacties
Geen reacties aanwezig